RSI
RSI is een verzamelnaam voor klachten, symptomen en syndromen die voorkomen in bovenrug, nek- en schoudergebied, armen, ellebogen, polsen, handen en vingers. De klachten worden doorgaans veroorzaakt door repeterende bewegingen, een langdurige statische houding of een combinatie van beiden. Verder kunnen persoonsgebonden en werkgebonden factoren een belangrijke rol spelen bij het ontstaan, verergeren of het instant houden van RSI. RSI komt in veel beroepsgroepen voor.
Wetenschappelijke omschrijving
In opdracht van de minister van Volksgezondheid en de staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid heeft een commissie van de Gezondheidsraad onderzoek gedaan naar de stand van wetenschap betreffende RSI. In 2000 heeft deze commissie daarvan rapport (download het rapport of lees de samenvatting van het rapport RSI van de Gezondheidsraad met conclusies en aanbevelingen.) uitgebracht en onder meer een wetenschappelijke definitie van RSI geformuleerd.
Bij een complexe aandoening als RSI past de volgende complexe omschrijving (klik hier voor een heldere uitleg van deze lange, complexe definitie):
RSI is een tot beperkingen of participatieproblemen leidend multifactorieel bepaald klachtensyndroom aan nek, bovenrug, schouder, boven en onderarm, elleboog, pols of hand of een combinatie hiervan gekenmerkt door een verstoring van de balans tussen belasting en belastbaarheid, voorafgegaan door activiteiten met herhaalde bewegingen of een statische houding van een of meer van de genoemde lichaamsdelen als een van de veronderstelde etiologische factoren.
Het klachtenverloop
Het gebruik van de drie fases (uitleg 3 fase-indeling) om de mate van ernst van de klachten of problematiek aan te duiden is vrij ingeburgerd bij zowel patiënten als behandelaars. Volgens het rapport van de Gezondheidsraad is deze veel gebruikte indeling echter onduidelijk vastgelegd en bestaat er geen duidelijke relatie tussen de verschillende fases en de prognose van de klachten. Wel onderkent de commissie het bestaan van verschillende gradaties van ernst van de RSI-klachten. Beginnende klachten worden gekenmerkt door de symptomen zonder dat sprake is van participatieproblemen. In een tweede stadium staan participatieproblemen centraal. Ten slotte is er een stadium waarin chronische pijnklachten domineren. De RSI-patiëntenvereniging evenals de medische wereld nemen steeds verder afstand van de algemeen gebruikte fase-indeling.
De belangrijkste reden is dat de fase-indeling tot verkeerde conclusies kan leiden, zowel over de ernst en de aanpak, als over de prognose:
Het is een misvatting dat het klachtenverloop van fase 1 naar 2 en 3 altijd geleidelijk verloopt. Beginnende klachten kunnen zich namelijk ook in heel korte tijd ontwikkelen tot ernstige klachten.
Een andere verkeerde indruk die zou kunnen ontstaan is dat langdurig beginnende klachten minder ernstig zouden zijn dan het hebben van tijdelijke ernstige klachten. Tijdige interventie blijft van groot belang.
Het klachtenverloop kan enorm verschillen per persoon. De genoemde klachten worden in het algemeen wel herkend, maar daaruit blijkt niet precies in welke fase iemand verkeert. Dit mag geen gevolgen hebben voor de aanpak van de klachten.
Tenslotte de belangrijkste misvatting: in het verleden werd aan fase 3 vaak de prognose ‘onherstelbaar’ gekoppeld. Dit vooruitzicht kan leiden tot depressie en berusting. De overgrote meerderheid herkent -een langzame doch zekere- progressie naar herstel.
Diagnostiek: specifieke en aspecifieke RSI
Onder de paraplu van RSI vallen veel diagnoses. Tot de specifieke RSI kunnen we de aantoonbare aandoeningen rekenen zoals tendinitis, epicondylitis, Thoracic Outlet Syndroom (TOS), Carpaal Tunnel Syndroom, Rotator Cuff syndroom, Tension Neck syndroom, en de Quervain syndroom. Aspecifieke RSI is een vorm van RSI waarbij geen specifieke aandoeningen worden gevonden. Het is uiteraard wel van belang dat goed onderzoek naar specifieke én aspecifieke aandoeningen wordt gedaan. Helaas blijft dat in de praktijk nog vaak achterwege. De Gezondheidsraad gaat uit van een verhouding van 87% aspecifieke RSI en 13% specifieke RSI. Bij beter onderzoek naar de aandoeningen zou deze verhouding wel eens heel anders kunnen liggen.
Het RSI-centrum omschrijft RSI als een koepeldiagnose. Vermeld wordt dat veel onderzoeken kunnen bijdragen tot het stellen van de diagnose RSI, zoals een beschrijving van de voorgeschiedenis en klachten, een functieonderzoek en door het uitsluiten van andere aandoeningen. Een duidelijk inzicht in de klachten en de juiste behandeling zijn noodzakelijk, aldus het RSI-centrum.
In februari 1998 zijn, in opdracht van het ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, richtlijnen opgesteld voor de vaststelling van arbeidsgebonden aandoeningen aan het bewegingsapparaat van de bovenste extremiteit. Met deze richtlijnen kan het verband tussen een ziekte en arbeid worden vastgesteld.
Deze richtlijnen zijn terug te vinden in het Saltsa rapport opgesteld door het Nederlands Centrum voor Beroepsziekten/Coronel Instituut voor Arbeid, Milieu en Gezondheid van het Academisch Medisch Centrum van de Universiteit van Amsterdam.
Werkdefinitie RSI
Hoe is RSI te herkennen? Wat is het klachtenpatroon van RSI? Om de herkenbaarheid van RSI te verbeteren bij de mensen die er last van hebben lanceren Jip Driehuizen & Carien Karsten in hun boek Omgaan met RSI een nieuwe werkdefinitie van het RSI-syndroom.
Deze beschrijving geeft een praktisch en herkenbaar beeld op welke wijze de klachten zich voordoen en vinden wij daarom het vermelden waard. Let wel: ook als je het onderstaande niet volledig herkent, kan er toch sprake zijn van RSI-klachten. Meer informatie over het klachtenverloop.
Er is sprake van het RSI-syndroom (bron: Jip Driehuizen & Carien Karsten in Omgaan met RSI; hoe je voorkomt dat het chronisch wordt, 2002) als:
De klachten langer aanwezig zijn dan zo’n zes weken.
Er sprake is van pijn of onaangename, diffuse gevoelens, dove gevoelens of tintelingen op in ieder geval meer dan een van de volgende locaties: een bepaald plekje tussen de schouderbladen, in de schouderspier, rond het schoudergewricht, rond de elleboog (links, rechts of beiden), in de onderarm (rugzijde, voorzijde of beide), in de pols of in een of meerdere vingers.
De klachten verergeren snel door fijne bewegingen en lang in dezelfde houding zitten. Het meest genoemd zijn: computerwerk en autorijden. Vaak verergert de pijn na de klus. De klachten worden geprovoceerd bij krachtzetten met de handen (wringen, tillen). Klachten kunnen zich manifesteren in gespannen omstandigheden (bij stress).
Klachten ontstaan vaak tijdens of juist na een periode van toewijding aan een bepaalde taak, drukte en/of stress.
Door rust nemen de klachten af, maar deze komen bij aanvang van de provocerende handelingen direct terug. Er is soms sprake van onhandigheid: het handschrift is bijvoorbeeld minder mooi of men laat dingen vallen.
Aandachtspunten bij lichamelijk onderzoek
Bij goed lichamelijk onderzoek vindt de hulpverlener (bron: Jip Driehuizen & Carien Karsten in Omgaan met RSI; hoe je voorkomt dat het chronisch wordt, 2002):
- Een hoge spanning van de nek-/schouderspieren en vaak ook van de onderarmspieren.
- Pijnlijke punten bij het aanraken tussen de schouderbladen, op de schouderspier, rond de schouder en op de rugzijde van de onderarm.
- Vaak een stram verlopende polsbeweging.
- Heel vaak een verminderd elastisch gewrichtskapsel van het schoudergewricht.
- Een prikkelbare grote zenuwstreng in de arm bij rek.
- Minder goede doorbloeding van de arm bij heffen van die arm.
- Soms een verminderd vermogen tot het uitvoeren van (heel) fijne motorische bewegingen.
(Bron:RSI-Patientenvereniging)